Aan mijn lieve rosse haren,
Rossie.
Ik weet niet waar te
beginnen.
Maar ik ben er klaar voor.
Er is een tijd van komen en
gaan.
En dat is nu.
Jij was de intensiteit in
mijn leven toen ik kleurloos was, jij was de warmte, jij was de sprankel die ik miste. Ik heb je altijd
goed verzorgd, al was je beschadigd. Ten dode opgeschreven.
Ik heb je erdoor getrokken,
omdat ik wist dat ik zonder jou maar gewoon blond was.
We hebben mooie tijden
beleefd.
Ik heb voor je gevochten toen
je het allemaal niet meer zag zitten en verzwakte, toen je stug en droog was.
Ik heb je verzorgd, gevoed,
we hebben samen gevochten tot aan je laatste snik.
Uren, dagen, heb ik me bekommerd om jou. Ik stond als een rots voor jou, toen
de wereld het niet snapte. Mensen hadden moeite het te aanvaarden maar ik
omarmde je. Jij was de kleur in mijn leven, mijn zonnetje. Alle tinten van jou zijn zo mooi. Zo warm. Je straalde!
Ik had alles waar ik van droomde. Ik had rosse haren. We waren éindelijk samen.
Onafscheidelijk. Mensen maakte zelfs grapjes over ons.
Als kind droomde ik van jou,
ik zag je voor me, op mijn hoofd, en ik wist: dit is wat ik later zal worden:
ros. Ik kon het zelfs ruiken, het rook als meiklokjes die in bloei staan, met
een vleugje frisse appelsien. Telkens ik een boekje opensloeg en ik je
nietsvermoedend plotseling zag opduiken, droomde ik weg. Ik knipte de foto’s
uit en maakte collages. Ik kaderde het in en zette het naast mijn bed, het was
mijn Bijbel. Voor het slapengaan knipoogde ik nog één keer met een gelukzalige
blik, in de hoop dat ik zou dromen over jou. Over ons. Wij twee, één.
Niet zo lang geleden, op een
onbewaakt moment, ik was op weg naar de bakker, luisterde ik naar het nummer ‘is
dit nu later’. Ik vroeg me af, is dit nu later? Als dit later is, dan moet ik
kiezen. Ik gokte dat het later was. Het is tijd om te kiezen, en ik koos.
Ik waagde het erop, ik durfde
in het ondiepe te springen. Maar ik was bang, ik was bang dat het niet zo zou
zijn zoals in mijn dromen. Zo hard had ik ernaar verlangd, dat mijn
verwachtingen zo hoog gespannen waren.
Maar ik deed het. Het was fantastisch. Ik keek naar mezelf in de
spiegel, en ik zag m’n ogen vastberaden maar twijfelend zoeken naar m’n haren, en toen deze elkaar
ontmoette, was ik compleet. Het was zoals in mijn dromen.
Maar niet zo lang geleden,
herinnerde ik me aan mijn blonde haren.
Ik mag mezelf niet verloochenen, ik ben
geen rosse, ik zal het nooit zijn en ik ben het nooit geweest.
Ik kan je niet voor altijd
houden. Ik wist dat deze dag ooit zou komen, dat ik je moest wegspoelen uit
mijn schubben, mijn wortels, mijn leven.
Misschien komt er een dag dat
we elkaar weer zien.
Mijn blonde haren eisen zijn plaats terug in, en ik moet dat aanvaarden.
Lieve Rosse,
Kus